Net zoals (waarschijnlijk) alle andere verhalen die we binnen deze context gaan delen, is het verhaal van Bianca en Wouter er één waarachter veel vergelijkbare verhalen schuil gaan. Die verhalen hebben stuk voor stuk een gezicht, een naam, een verleden en een toekomst. Het gezicht en de naam kunnen we nu niet delen. De betrokken organisaties? Eigenlijk doet er dat niet zoveel toe. Het gaat om het herkennen van een verleden en dat we daar -uit naam van een betere toekomst- samen lering uit trekken.
De jongen is vijftien jaar. Als hij thuis is, gaat het fout en dat gaat het al heel lang. Hij slaat de boel kort en klein. Niet dat er aan te wennen is, maar een gesloten systeem is inmiddels gewoon voor deze jongen. Op zoek naar de beste oplossing voor hem, heeft hij al vele locaties van binnen gezien. Deze jongen heeft niet kunnen leren wat ‘normaal’ opgroeien is. Tot nu toe kwam het, voor hem en zijn ouders, nog niet tot een stabiele oplossing. Er kwamen en gingen hulpverleners, maar ouders bleven het gevoel houden er alleen voor te staan. Na een verhuizing ervaarden ouders dat jeugdhulp ook anders ingericht kon zijn. Eerder waren er wel hulpverleners, maar na die verhuizing was het voor het eerst dat er daadwerkelijk werd doorgepakt en dat er meegedacht werd over meer structurele oplossingen. Zoals deze ouders zeggen: “Hier weten ze het ook niet altijd, maar we blijven hier samen op zoek gaan naar dat wat het beste is voor onze zoon”.
Na twaalf jaar is bekend geworden dat deze jongen -naast alle andere problematieken- een aangeboren syndroom heeft. De vraag is nu, wat is leerbaar? Is er gedragsverandering mogelijk, kan hij ooit zónder individuele begeleiding – waar hij nu zoveel baat bij heeft? Met deze begeleider kan hij lezen en schrijven, je zou haast zeggen dat die voor hem fungeert als ‘extern geweten’. Bij hem kan hij klankborden over wat er wel en niet van hem wordt verwacht. Maar de onmacht in de hulpverlening heeft hem trauma gebracht. De vraag blijft spelen hoe je jongeren, binnen de (gesloten) jeugdhulp met complexe problematiek, weer over kunt laten gaan naar een fijne plek om langdurig te kunnen verblijven. En het leven te kunnen leven, zoals het bedoeld is… zo normaal mogelijk, daar waar kan. Dat is niet in een kliniek of gesloten jeugdsetting.
Wanneer Bianca en Wouter voor deze jongen mogen dromen, dan doen ze dat in de vorm van een aanbieder die écht voor deze jongen wil gaan. Een kleinschalige plek, waar hij langdurig kan wonen en waar oplossingen zijn zonder te hoeven fixeren of isoleren. Een plek waar hij 24-uurs begeleiding heeft in een kleine groep, die veiligheid biedt met een vast en divers team, zonder teveel wisselingen in personeel. De juiste mensen met de juiste kwaliteiten, zoals zijn huidige ‘externe geweten’. Er zijn maar weinig aanbieders die hun nek daarvoor durven uitsteken, maar het lijkt erop dat deze plek inmiddels is gevonden.
Ik gun jongeren een plek waar het fout mag gaan… waar vervolgens de begeleiders, in alle veiligheid, weer bij kunnen én mogen sturen.
Het verhaal van deze jongen is langer… véél langer. Maar Bianca en Wouter geven aan dat ze, binnen dit ene verhaal, een aantal gemeenschappelijke delers met andere verhalen van jongeren herkennen. Net zoals bij vele andere kinderen is het gedrag van deze jongen moeilijk te sturen. Het gaat fout, dat is simpelweg niet te voorkomen. Maar áls het dan fout gaat, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat iedereen weet wat ie doet en dat we het samen kunnen terugbrengen naar het gewone? We zullen moeten accepteren dat dingen fout blijven gaan, dat het niét altijd zo loopt zoals we dat willen modelleren. Dat is het leven.
Je merkt dat er binnen organisaties snel in de kramp wordt geschoten, omdat de illusie bestaat dat dit op te lossen is met de ingezette protocollen. Deze jongen is er al van overtuigd dat het in deze wereld niet gaat lukken, hij is beschadigd. Hij heeft zelf de overtuiging alleen op z’n plek te zijn in een gesloten setting, waar ‘de deur op slot kan’. En daar heeft hij, vanuit zijn perspectief, waarschijnlijk nog gelijk in ook. Maar binnen een open setting waar het soms ook gewoon fout mag gaan, zou hij óók op zijn plek zijn. Discussies over geldstromen, organisaties en locaties helpen hem niet. De paar mensen om hem heen die hij vertrouwt, des te meer.
Het is goed dat er protocollen zijn, maar we kunnen er anders mee omgaan. Politieke doeleinden spelen ook in de jeugdzorg een rol en daarmee komen andere processen, dan wat inhoudelijk goed is voor de jongere, op de voorgrond te staan. Dan heb ik het over – onder andere- de financiering, maar ook over het vertrouwen tussen organisaties. Want als er een incident plaatsvindt, is er dan vertrouwen dat dat je er gezamenlijk vóór kunt gaan staan? Zonder de andere partij, via het protocol, de verantwoordelijkheid toe te schuiven? Dat vraagt om vertrouwen bij de samenwerkende partijen uit naam van zo’n jongere. Op veel niveaus gaat het over vertrouwen, angst en kwetsbaarheid. Wanneer een jeugdige bijvoorbeeld wegloopt, kan er iets gebeuren. Maar er kan óók iets gebeuren wanneer je hem of haar wederom onder politiebegeleiding terug laat brengen. In de boeien geslagen worden, is namelijk geen pretje. Het risico dat er iets kan gebeuren, durven we niet te nemen en daarom ondervangen we dat risico in protocollen. Maar wat is nu écht belangrijk voor deze jeugdige? Melden en elkaar gaan veroordelen binnen samenwerkingen, aan de hand van geldende protocollen – of uit naam van deze jongen samen heel even buiten de lijntjes kleuren, omdat dat voor hem het beste is? Als we dat eerste doen, dan zijn we verloren. We moeten blijven praten en melden, maar wel vanuit een ander perspectief. Het moet duidelijk worden hoe we zaken zo goed en zo kwaad als het kan, kunnen normaliseren. Hoe krijg je jongeren van een klinische omgeving terug naar een open omgeving? We kunnen in ieder geval niet zeggen: “Hier heb je een kind met externaliserende gedragsproblematiek, maar je mag eigenlijk niets…”. RUT (Red uw reet).
De jongeren uit deze kwetsbare groep kunnen niet gebruiken dat zij de dupe zijn van deze processen. Dat organisaties naar elkaar wijzen en zeggen dat de andere partij ‘zuinig is en niet wil betalen’ of dat zij verkeerd zijn omgegaan met een incident. Het gaat erom hoe we vertrouwen in elkaars professionaliteit hebben om samen zorg te dragen voor deze complexe problemen van jongeren en hun gezin. Met zijn allen hebben we de verantwoordelijkheid voor hen. Zij hebben niets aan beloftes als ‘doen wat werkt’, ‘jongeren in hun kracht zetten’ en ‘1 gezin, 1 plan’ op het moment dat ze van plek naar plek worden overgeheveld.
De onmogelijke opdracht die we met z’n allen hebben, is eigenlijk dat alles goed moét gaan. Terwijl het leven soms grillig kan verlopen. Geef ons handvatten en afspraken die per persoon verschillend kunnen zijn, geef ons een humane basis die uitgaat van vertrouwen. Want protocollen kunnen ook tot wantrouwen leiden. De juiste – bevlogen persoon op de juiste plek, dat is wat nodig is. Dat is een mooi lonkend perspectief waar wij voor willen gaan. Ik geloof in de bevlogenheid van de hulpverlener (anders zou die dit werk niet doen), maar er moet een organisatie achter kunnen staan die deze bevlogenheid kan faciliteren.
Er is een soms op bestuurlijk niveau een vrijbrief van vertrouwen nodig: Als je tegen een of andere muur aanloopt, moeten de juiste mensen elkaar in de ogen kunnen kijken en vanuit vertrouwen direct keuzes kunnen maken. Dan pas kom je samen verder!
Daarom is NU de tijd aangebroken om elkaar te inspireren, uit te dagen & te helpen
We verzamelen voorbeelden en verhalen en creëeren nieuwe voorwaarden