Bij veel gesprekken, die we binnen onze beweging voeren, komen meerdere onderwerpen aan bod. Zo kun je hier het eerste verhaal van Bianca en Wouter lezen, de vlechtwerker en gedragswetenschapper. Maar zij hebben meer te vertellen… veel meer! Over de manier waarop het systeem, waar we kinderen mee helpen, financieel geborgd is – bijvoorbeeld. En zij vinden, dat moet toch écht anders kunnen!
Binnen de reguliere jeugdzorg wordt resultaatgericht gewerkt. En bij resultaatgericht werken hoort een prestatieafspraak. Binnen de geldende prestatieafspraken wordt 70% van het beschikbare budget voorgefinancierd en 30% wordt nabetaald wanneer de aanpak, achteraf bekeken, succesvol was. Wouter en Bianca zien hierbij het risico van een verkeerde economische prikkel binnen het systeem, want hierdoor durven organisaties misschien geen complexe problematiek aan te nemen. De kans is namelijk veel groter dat je de gewenste resultaten niet haalt met deze complexe problematiek en dat voelt een aanbieder, ondanks het harde werk, direct in de portemonnee. Daardoor kan de 70/30 regeling een recept voor een negatief eindresultaat zijn. De inkoopcriteria binnen deze regeling worden vanuit Sociaal Domein Friesland bepaalt. Het idee is, dat een gezin met het gebiedsteam en de hulpaanbieder de resultaten vaststelt. Daarbij bepaalt de aanbieder, samen met het gezin, wat ze inzetten om tot die resultaten te komen en laat de aanbieder aan het gebiedsteam weten welke kosten daarbij horen. De motivatie is, door de inkoopsystematiek, echter pervers. Met 30% onzekerheid kan niemand z’n boekhouding rondkrijgen. Dus het lijkt soms of die 70% de nieuwe 100% is geworden, om de onzekerheid op te vangen. Bedrijfsmatig werkt dat gewoon zo. Bij invoering van het systeem bestond het vertrouwen dat die 70/30 regeling tot een gezonde balans zou leiden. Maar zo werkt het menselijk brein blijkbaar niet, want het tekort is alleen maar gestegen. Dus in plaats van samenwerken, vanuit vertrouwen met de zekerheid dat het af en toe fout gaat, hebben we eigenlijk aangegeven dat – als het fout gaat – je een boete krijgt (en je die laatste 30% dus niet ontvangt). Het gekke is, dat dit verkocht wordt als ‘vertrouwen’…
Een gezin krijgt een indicatie totdat de resultaten zijn behaald. Of dat nu een half jaar, een jaar of langer duurt, dat maakt niet uit. Die laatste 30%, voor de aanbieder, komt pas als die resultaten zijn behaald. Dat doet natuurlijk iets met de manier waarop we gestuurd worden en hoe we met onze inhoud omgaan. Er is een financieel belang voor een snelle afhandeling. En dat financiële belang staat vaak lijnrecht tegenover het belang van kinderen en gezinnen die gebaat zouden moeten zijn bij de hulp die, binnen het resultaatgericht werken, wordt geboden. Als kind lijk je nu simpelweg de optelsom te zijn, van verschillende (door andere) gedefinieerde onderdelen, die wordt uitgedrukt in een financiële 70/30 verhouding. We zijn, als maatschappij, geneigd ingewikkelde vraagstukken te systematiseren en te bureaucratiseren om grip te krijgen. Dit lijkt daar een voorbeeld van te zijn. Die grip is echter een illusie, omdat het grip op een bedacht systeem betreft en niet op de echte problemen.
Daarom, zouden we met elkaar leergeld moeten betalen om dit écht op een andere manier aan te pakken. Bianca en Wouter herkennen twee essentiële zaken die we -volgens hen- zo snel mogelijk aan moeten pakken:
Wat de alternatieven dan zijn? Tegenover de twee bovenstaande punten, die feitelijk op een fundament van wantrouwen zijn gebouwd, zetten we twee punten die uitgaan van vertrouwen:
Zo ga je samen, vanuit vertrouwen, een leertraject in. De enige meetfactor die je hierbij hanteert, is de ontwikkelingsruimte van de kinderen en ouders waar je samen mee oploopt. Meet dát waar het écht om gaat, laten we het niet moeilijker maken dan dat. De Jeugdwet is immers geschreven vanuit het beeld dat we ontwikkelkansen bieden aan jongeren die het moeilijk hebben en niet vanuit het beeld dat de gemeente haar begroting rond krijgt. Dat dit laatste leidt tot frustraties die niéts met het doel te maken hebben, weten we inmiddels allemaal.
Als kind lijk je nu de optelsom te zijn van verschillende, door anderen gedefinieerde onderdelen, die worden uitgedrukt in een financiële 70/30-verhouding.
Binnen de Hoog Specialistische Jeugdzorg werkt het financieel anders. De gemeenten hebben 5 zorgaanbieders gecontracteerd. Deze 5 aanbieders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de jongeren die hoog specialistische zorg nodig hebben. Hierbij is het mogelijk om samen te werken met een specialistische aanbieder. Hierbij ontstaat soms de onduidelijkheid of de financiering vanuit de Hoog Specialistische Jeugdzorg aanbieders moet komen of een maatwerk vanuit de gemeente. Die onderaannemers bieden voor hetzelfde bedrag verschillende zaken aan, waardoor het vaak appels met peren vergelijken is. Aanbieders brengen op een bepaalde vraag product X of Y in, dat verschilt dus per aanbieder. Op een gegeven moment is het budget op en is het project ‘klaar’.
Als de ontwikkelingsruimte van kinderen en ouders de insteek zou zijn, zouden er voor de Hoog Specialistische Jeugdzorg nooit standaardproducten door aanbieders in deze gezamenlijke (door Jeugdhulp Friesland beheerde) pot gegooid moeten worden. We zouden dan veel meer per individu moeten kijken, wat er echt nodig is en daarop plannen gaan maken. Die individuele plannen vinden hun financiële borging binnen de bestaande middelen. Op deze manier zetten we de bestaande middelen vanuit een totaal ander perspectief in, om zo samen veel meer positieve impact te genereren. Dat is een kwestie van omdenken.
Daar is wederom vertrouwen voor nodig. En vertrouwen vraagt om kwetsbaarheid. In de praktijk zal je echter merken, dat dat maar heel erg weinig toegepast wordt. Alles begint bij de manier waarop je iemand een vraag stelt.
Een voorbeeld dat we meekregen van Wouter Hart, is het volgende: om erachter te komen hoe individuele medewerkers een ICT-budget besteedden, werd het volgende experiment uitgevoerd: de eerste groep kreeg een budget van €750,- dat besteed mocht worden aan een laptop. In de praktijk bleek dat dit budget ook bijna volledig werd benut. De tweede groep werd een andere vraag gesteld: “Koop een – voor jouw werk passende – laptop.” Naast die ene uitschieter van rond de €1.000,- lag de aanschafprijs van de meeste laptops rond de €400,-.
Door de vraag op een andere manier te stellen werd, overall gezien, dus een enorme besparing bewerkstelligd. Dát is waar financieel werken vanuit vertrouwen toe kan leiden. Dan hoeven we toch alleen die vraag maar op een andere manier aan elkaar te stellen? Zo kiezen we ervoor te vertrouwen op het morele kompas en de intrinsieke motivatie van professionals.
We werken vanuit een verkeerde (en misschien zelfs wel perverse) financiële prikkel, die níét bijdraagt aan het vergroten van de ontwikkelingsruimte van kinderen en ouders.
Daarom is NU de tijd aangebroken om elkaar te inspireren, uit te dagen & te helpen
We verzamelen voorbeelden en verhalen en creëeren nieuwe voorwaarden